Aankomst in Amsterdam van repatrianten uit Indonesië (1958)
NOS Nieuws

Nooit meer terug naar Indië: 'Zo Nederlands worden als de Nederlanders'

De capitulatie van Japan, vandaag precies 75 jaar geleden en vandaag herdacht, betekende het einde van de Tweede Wereldoorlog, maar ook het begin van de massale uittocht van mensen met het Nederlandse staatsburgerschap uit Nederlands-Indië.

Zo'n 100.000 Indische Nederlanders (zowel van Europese als van Europees-Aziatische afkomst) kwamen in de eerste jaren na de oorlog op schepen aan in Nederland. Ze kwamen om te herstellen van de ontberingen van de oorlog, de interneringskampen en het geweld tijdens de onafhankelijkheidsstrijd, die direct na de Japanse overgave was losgebarsten.

Gaandeweg bleek dat terugkeer naar Indonesië, dat onder druk van de internationale gemeenschap in 1949 officieel onafhankelijk werd, voor de meesten niet meer mogelijk was.

Eerste kennismaking

In de jaren tot 1968 volgden in verschillende fases nog zo'n 230.000 'repatrianten' voor wie in Indonesië geen plaats meer was. Voor velen was er geen sprake van terugkeer naar het vaderland, maar was het een eerste kennismaking met Nederland; het land waar ze wel veel van wisten, maar nooit eerder waren geweest.

"We keken onze ogen uit, maar we waren dankbaar dat we hier waren", vertelt Ciska Goud-Samuels, die als 12-jarige in 1950 naar Nederland kwam. "Mijn moeder was met vijf kinderen het kamp ingegaan, maar we zijn er allemaal levend uitgekomen. Dat was een hele prestatie."

"Wij hadden geluk. We werden ondergebracht in Geerestein, een groot landhuis in Woudenberg, waar we drie jaar zijn gebleven. Wij kregen als gezin met negen kinderen één kamer. Privacy bestond er niet. Het voordeel was dat er buiten veel speelruimte was. De moeders mochten er ook regelmatig zelf koken."

Ciska en haar vriendin Roos van Genugten-Frans vertellen over hun ervaringen in Nederland:

De opvang van repatrianten uit Indië

Veel Indische Nederlanders, die niet bij familie terecht konden, troffen het minder goed. Ze werden tijdelijk ondergebracht in leegstaande en verouderde pensions en hotels, waarmee de overheid een contract voor opvang had gesloten. Gezinnen woonden in krappe kamers en pensionhouders probeerden vaak winst te maken op de vergoedingen die ze kregen door te bezuinigen op warm water en eten voor de bewoners.

Strenge voorwaarden

"De Nederlandse overheid deed er alles aan om de groep die in Nederlands-Indië geworteld was ook daar te houden", zegt historicus Wim Willems. "Nederland kampte met woningnood en werkloosheid en bovendien vreesde men dat een deel van de Indische Nederlanders hier moeilijk zou kunnen aarden. Maar de situatie daar werd nijpender en de druk om hen als Nederlands staatsburger hier naartoe te laten komen, groeide. Onder strenge voorwaarden werden ze in fases toegelaten."

In woonoord Schattenberg, voormalig kamp Westerbork, worden Indische Nederlanders opgevangen

Het beleid was gericht op aanpassing van de Indische Nederlanders aan de Nederlandse samenleving. "Zo Nederlands worden als de Nederlanders, dat was de opdracht. De overheid bemoeide zich overal mee: het huishoudboekje, het eten, de woninginrichting. De betutteling was enorm. Als je je niet aan de richtlijnen hield, kreeg je geen geld of een eigen woning", zegt Willems.

De rekening voor de gerepatrieerden liep intussen flink op. Gezinshoofden moesten 60 procent van hun inkomsten afstaan aan de overheid voor hun onderhoudskosten. Ook spaartegoeden of pensioen dat was opgebouwd, werden belast. Volgens de regering moest dat de mensen prikkelen om zelf onderdak te zoeken, maar door de woningnood was dat nagenoeg onmogelijk.

"We waren te onderdanig. Ja en amen. Dat gebeurde heel veel bij de Indische mensen", meent Ciska Goud-Samuels. Zelf verbaasde ze zich over de onwetendheid van de Nederlanders over Nederlands-Indië. "'Waar heb je Nederlands leren praten?', vroegen ze me. Dan zei ik altijd: 'Op de boot, in een maand tijd, knap hè?'"

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl